Aan de hand van veel verpakkingen, andere reclame-uitingen en archiefmateriaal kan men zich een duidelijk beeld vormen van alle sigaren- en tabaksfabrieken en de talrijke sigarenmakers, die sinds het begin van de zeventiende eeuw in Delft gewerkt en gewoond hebben. De Delftse bevolking bestond na 1600 voor een groot deel uit huurlingen, veel buitenlandse soldaten die in Delft gelegerd waren. Naast deze soldaten zorgden ook de militaire werkplaatsen in de stad ervoor dat niet alleen het product van de bierbrouwerijen, maar ook die van de tabaksindustrie gretig aftrek vonden. In 1635 vestigde Gilles Jacobsz Domburch zich als tabaksverkoper aan de Voldersgracht en tien jaar later vestigde tabaksverkoper Jan Cornelisz Oosterwijck zich aan de Binnenwatersloot. In de vroegste consenten en andere archieven komen vele personen voor, die gezien hun beroep, nauw met de tabak verbonden waren. In het door Louis Bracco Gartner geschreven boek. 'De geschiedenis van de Delftse tabaksnijverheid en de historie van de oudste sigarenfabriek A. Hillen', staat een prachtige afbeelding van een gravure waarop het merk 'De Rookende Turk' van de Delftse apotheker en latere tabaksverkoper A. van Son te zien is.
Menig karottenfabriek was in Delft actief, en de diverse snuifmolens, zoals die van Jan van der Feijst, zorgden ervoor dat de keiharde karotten tot snuif vermalen konden worden. Het meest opvallend was toch wel het feit dat niet alleen de oudste sigarenfabriek van Nederland, die van A. Hillen, in 1770 in Delft maar dat ook de andere twee in Delft gevestigde sigarenfabriekjes (1783 en 1803) tot de oudste van Nederland behoren.
Uiteraard in het begin zeer kleinschalig maar later toch uitgebouwd tot echte fabrieken met resp. 650, 50 en 250 man personeel. De 850 sigarenmakers die in Delft tussen 1880 en 1940 actief waren, zorgden samen met de sigarensorteerders, tabakskervers, blikslagers en verder administratief personeel binnen de tabaksbranche, dat Delft in die tijd echt een sigarenstad was. De eerder genoemde sigarenfabriek van A. Hillen, met zijn belangrijkste merken 'Het Rode Anker' en 'Delftse Post', zorgde niet alleen voor veel werkgelegenheid in de stad, maar was uniek omdat zij als eerste een winkelketen opzette van meer dan 100 tabakszaken verspreid over geheel Nederland. A. Hillen behoorde bij de drie sigarenfabrieken in Nederland die hun personeel het meest betaalden, al vroeg een grote export naar diverse werelddelen hadden en tijdens WO 1 een stuk grond aankochten voor het personeel, waarop zij in die tijd van schaarste hun eigen groenten etc. konden telen. Directeur C.N.J. Hioolen was in de periode tussen de twee wereldoorlogen actief als lid van de commissie tot onderzoek naar de werking van de merkenwet. Hij heeft meegeholpen aan het totstandkomen van de tabakswet en was voorzitter van de Kamer van Koophandel in Delft. De laatste sigarenmaker in Delft, Jan Wijen, was tot 1968 actief.