Net als in de meeste andere grote steden werden in de zeventiende eeuw ook in Delft pijpen gebakken. Hier was het eveneens een Engelsman, namelijk Maerten Engelsman, die bij het begraven van zijn zoontje Jan op, 4 januari 1625, vermeld werd in de boeken als zijnde van beroep 'toubackpijpmaker'. Tot 1680 zijn een twintigtal pijpenmakers in Delft actief geweest waarbij de meesten uit Engeland kwamen zoals Thomas Bael en Willem Ketel. Deze heren maakten pijpen van een goede kwaliteit en gezien het aantal gevonden exemplaren in Delft was hun productie hoog. Zij merkten hun pijpen met de initialen van resp. TB en WK Het was toen gebruikelijk dat huursoldaten in tijd van vrede een ander beroep uitoefenden zoals dat van pijpenmaker. Verder is bekend dat om die reden Engelse huursoldaten zich in de Nederlanden vestigden. Van Huybrecht Leenderstsz Lievelaer - hij merkte zijn pijpen met de letters HL- weten we dat hij was gevestigd aan de Buitenwatersloot en getrouwd was met Burchgen Henricx, weduwe van Jacob Pietersz van Lauberch, van beroep plateelbakker. Later werd hij genoemd als eigenaar van een groot aantal huizen. In tegenstelling tot Pier de Kol, die als pijpenmaker niet in zijn onderhoud kon voorzien, heeft Huybrecht L. Lievelaer goed geboerd. Niet alleen in de zeventiende eeuw werden in Delft pijpen vervaardigd, maar ook nu wordt dit nog in Delft gedaan. De Goudse firma P.J. Van der Want is in 1984 overgenomen door "De Porceleyne Fles". Tegenwoordig worden lakpunten en maatpijpen in Delft op een andere manier gemaakt dan vroeger in Gouda gebeurde. De gewone en de in Delfts blauw gedecoreerde lakpunt zijn niet alleen bij de Porceleyne Fles, maar ook in het 'Tabaks Historisch Museum Delft' te koop.